Post by Elizabeth Swann on Jan 9, 2009 18:08:48 GMT 1
Ik klemde me rond hem, mijn ogen nog steeds turend naar beneden in de duisternis. Je kon maar enkele delen van het plattegrond zien door de lichtstralen van de volle maan. Het liefste van al was ik hysterisch beginnen rondrennen en krijsen, maar ik was tegengehouden door Jack. Ik drukte mijn gezicht tegen zijn schouder in de hoop alle enge geluiden te vergeten, maar de hoop was echt verloren, het geluid kwam terug.
“ksssssstwaaaaasaaatttt…’ Klonk het en nog dichter dan daarvoor. Naderend, voetstap per voedstap kwam het, hopend dat er ergens een lekker maal zat die hij in één hap naar binnen kon werken.
Het moest een nachtdier zijn. Zat ik te denken. Vaag, in mijn achterhoofd kwam het mij voor dat ik over het wezen gelezen had. Peinzend, met nog steeds mijn hoofd in Jacks Schouder gedrukt, dacht ik na. Ik voelde hem snel ademen, waardoor ook ik snel begon te ademen.
Hij tuurde in de duisternis nog steeds hopend om iemand te zien, of iets of wat te zien. Misschien wou hij het liever niet zien, het beest mocht niet komen. Wegblijven zou een fijne keuze zijn.
Kassawat. Dat was het, het was een nachtwezen, uitstekende oren en ogen. Hij gaat ’s avonds op zoek naar prooien omdat het niet tegen rechtstreekse daglicht kan. Hij kan alleen bewegende dieren zien en van vijf meter afstand zag hij het best.
Ik keek op naar Jack die nog steeds rond tuurde.
‘kaaaaaaaaaaaaaaassssatttt…’ Klok het zeer dichtbij.
‘Niet bewegen, vooral niet bewegen. Hij ziet zelf de meeste kleine beweging.’ Fluisterde ik in zijn oor een keek opgewonden naar het beest dat een beetje leek op een krokodil met een berenvacht.
Het snuffelde, maakte veel lawaai, ging na alles overhoop te halen nog wat drinken van de rivier een keek stokstil toen er een groot konijn, of een springend wezen zag.
Ik vermoede dat het een konijn was zover ik kon zien.
Het nam het beet met zijn ultra fijne tanden en at het vol smaak op.
Ik kon het bloed al zien rollen over zijn wangen.
Toen het na een dikke twee uur niets meer kon vinden ging het weg.
Ik keek naar Jack die ook mij terug staarde. ‘Ik haat dit.’ Stotterde ik zonder het zelf te weten. Ik voelde mijn hart te keer gaan, en even dacht ik dat ik ook Jacks hart voelde omdat ik nog altijd dicht tegen hem aangedrukt was. Ik probeerde langzaam te ademen.
‘Als je dit haat zal je nog veel meer gaan haten.’ Zei hij lachend, of iets dat er op leek. Hij leek helemaal anders in het donker.
Ik probeerde ook te lachen maar een geslaagde lach kreeg ik er niet uit. ‘Ik ben nog nooit zo bang geweest geloof ik.’ Fluisterde ik zodat het monster dat nog maar op een paar meter afstand was ons niet zou horen. Ik vond het raar dat het dier alleen was, normaal leefde het in een kudde van vier of vijftal.
“ksssssstwaaaaasaaatttt…’ Klonk het en nog dichter dan daarvoor. Naderend, voetstap per voedstap kwam het, hopend dat er ergens een lekker maal zat die hij in één hap naar binnen kon werken.
Het moest een nachtdier zijn. Zat ik te denken. Vaag, in mijn achterhoofd kwam het mij voor dat ik over het wezen gelezen had. Peinzend, met nog steeds mijn hoofd in Jacks Schouder gedrukt, dacht ik na. Ik voelde hem snel ademen, waardoor ook ik snel begon te ademen.
Hij tuurde in de duisternis nog steeds hopend om iemand te zien, of iets of wat te zien. Misschien wou hij het liever niet zien, het beest mocht niet komen. Wegblijven zou een fijne keuze zijn.
Kassawat. Dat was het, het was een nachtwezen, uitstekende oren en ogen. Hij gaat ’s avonds op zoek naar prooien omdat het niet tegen rechtstreekse daglicht kan. Hij kan alleen bewegende dieren zien en van vijf meter afstand zag hij het best.
Ik keek op naar Jack die nog steeds rond tuurde.
‘kaaaaaaaaaaaaaaassssatttt…’ Klok het zeer dichtbij.
‘Niet bewegen, vooral niet bewegen. Hij ziet zelf de meeste kleine beweging.’ Fluisterde ik in zijn oor een keek opgewonden naar het beest dat een beetje leek op een krokodil met een berenvacht.
Het snuffelde, maakte veel lawaai, ging na alles overhoop te halen nog wat drinken van de rivier een keek stokstil toen er een groot konijn, of een springend wezen zag.
Ik vermoede dat het een konijn was zover ik kon zien.
Het nam het beet met zijn ultra fijne tanden en at het vol smaak op.
Ik kon het bloed al zien rollen over zijn wangen.
Toen het na een dikke twee uur niets meer kon vinden ging het weg.
Ik keek naar Jack die ook mij terug staarde. ‘Ik haat dit.’ Stotterde ik zonder het zelf te weten. Ik voelde mijn hart te keer gaan, en even dacht ik dat ik ook Jacks hart voelde omdat ik nog altijd dicht tegen hem aangedrukt was. Ik probeerde langzaam te ademen.
‘Als je dit haat zal je nog veel meer gaan haten.’ Zei hij lachend, of iets dat er op leek. Hij leek helemaal anders in het donker.
Ik probeerde ook te lachen maar een geslaagde lach kreeg ik er niet uit. ‘Ik ben nog nooit zo bang geweest geloof ik.’ Fluisterde ik zodat het monster dat nog maar op een paar meter afstand was ons niet zou horen. Ik vond het raar dat het dier alleen was, normaal leefde het in een kudde van vier of vijftal.