Post by biancazandstra on Dec 19, 2008 12:44:56 GMT 1
Langzaam sneed het schip het helder blauwe water in twee delen.
Ik deed mijn laarzen uit en ik klom op de boegspriet, met gemak ging ik naar het Sprietzeilstreng. Daar ging ik zitten. Het was klein en krap maar daar was het altijd erg lekker rustig. Ik sloot me ogen en voelde de streling van de wind die door mijn haren kamde. Het was 3 weken geleden dat ik me bij deze bemanning aansloot en ik was 30 winters oud. Ik zat voor het eerst op een Fregat.
Één van de grotere vaartuigen in de Caribische wateren. Het was een driemaster met een hoog voorkasteel en middendek. Het kom met gemak een bemanning van maximaal 195 koppen en 28 kanonnen herbergen.
Gelukkig hadden we niet zo veel bemanning, maar als het moest dan kon dat met gemak.
‘Hé Zandstra!’ riep Laforce de Kwartiermester.
‘Aan het werk! De zeilen moeten bijgesteld worden!’ bulderde hij.
Ik opende mijn ogen en keek hem nietszeggend aan.
Hij zeurde altijd als ik even zat, volgends mij vindt hij me geen knip voor de neus waard. Ik gleed op mijn blote voeten terug naar het dek en ik deed zuchtend mijn laarzen aan.
Via een touw klom ik omhoog, het kon makkelijker, maar ik wou tijd rekken.
Maar ondanks dat ik tijdrekte was ik snel boven. Ik stelde de zeilen bij. Het was zwaar werk, maar het moest door iemand gedaan worden. En helaas was ik die iemand.
Maar de hufter van een Laforce gaf een snelle draai aan het stuurrad waardoor ik achterover viel. Ik laakte en gil. Ik greep een touw van het zeil vast die nog los was en slingerde daarmee naar beneden.‘Jij vuile satanshond’ zei ik pissig en ik haalde mijn dolk tevoorschijn en drukte die tegen zijn keel aan.
‘Wat wou je doen? Je weet wat voor een straf hierop staat, bedankt voor het compliment trouwens’ zei hij spottend. Ik keek hem doordringend aan. Toch haalde ik mijn dolk van zijn keel. Maar toen ik een vleugje opluchting rook gaf ik hem een stomp in zijn gezicht. Hij greep naar zijn gezicht en ik zag het bloed tussen zijn vingers doorstromen. Dit bleef natuurlijk niet onopgemerkt en ondertussen was de hele bemanning, ongeveer 30 man, om ons heen komen staan.
‘Wat is hier aan de hand?!’ zei een harde stem die orkanen kon overstemmen.
Kapitein Harcks drukte zich door de menigte heen en keek naar de bloederige Laforce. ‘Wie heeft dit gedaan?’ vroeg hij, en iedereen wees gretig op mij.
Allemaal zijn het vuile hellehonden, stuk voor stuk. Maar ik had dan ook voor dit leven gekozen. ‘Zandstra?’ zei hij verbaast. ‘Heb jij dit gedaan?’ vroeg hij en zijn blik boorde zich diep in die van mij. Ik knikte.
Ik was niet bang, eigenlijk best trots, ik was eindelijk eens voor me zelf opgekomen. Maar daar dacht Harcks blijkbaar anders over.
‘Oké mannen, maak je gereed voor een Kielhaling’ zei hij en hij keerde mij de rug toe. Mijn ogen werden groot. Dat meende hij toch niet?
Één van de mannen was in het water gesprongen om een touw onder de bodem van het schip door te laten gaan. Ondertussen werd mijn jurk uitgetrokken.
Daar stond ik dan, in mijn ondergoed. Er werden touwen strak om mijn middel gebonden en gewichten worden vastgemaakt aan mijn benen. Ik keek op naar de man die me op de reling zette. Ik keek recht in de valse grijns van Laforce. ‘Nee!’ roep ik ontzet. ‘Hij niet…. Laat me los!’ Maar het heeft geen zin, niemand luistert.
Ik werd overboord gesmeten en ik kon nog net mijn longen vol lucht zuigen voor ik onderwater werd getrokken. Mijn rug schaafde tegen de romp van het schip die bedekt is met schelpen. Het water was groen om me heen. Vreemd want van boven leek het blauw. Ik kneep mijn ogen dicht, het zoute water prikte in mijn ogen. Ik verdwijn de diepte in en toen ik mijn ogen weer even opende zag ik dat het water hier donker is en ik vrijwel niks meer kan zien. Weer knijp ik mijn ogen dicht. Ik heb het gevoel dat ik stik. Het bloed begint te kloppen in mijn slapen en mijn borst doen pijn. Mijn hoofd slaat tegen iets scherps. Is het de kiel? Mijn lichaam raspt langs een scherpe rand.
Ik krijg het steeds benauwder en ik sla woest met mijn armen om me heen.
Ik begin aan de touwen te trekken, maar het lijkt alsof ik aan twee kanten tegelijk wordt getrokken.
Mijn longen klappen zowat uit elkaar. Is het bijna afgelopen? Had ik maar geteld hoelang ik onderwater was. Mijn hoofd duizelt. Boven me wordt het water weer wat lichter. Ben ik er bijna? Ik grijp het touw en probeer me zelf omhoog te trekken. Als ze me nu nog langer onderwater houden, verdrink ik.
Het suist in mijn hoofd, en dan wordt alles zwart……
Ik deed mijn laarzen uit en ik klom op de boegspriet, met gemak ging ik naar het Sprietzeilstreng. Daar ging ik zitten. Het was klein en krap maar daar was het altijd erg lekker rustig. Ik sloot me ogen en voelde de streling van de wind die door mijn haren kamde. Het was 3 weken geleden dat ik me bij deze bemanning aansloot en ik was 30 winters oud. Ik zat voor het eerst op een Fregat.
Één van de grotere vaartuigen in de Caribische wateren. Het was een driemaster met een hoog voorkasteel en middendek. Het kom met gemak een bemanning van maximaal 195 koppen en 28 kanonnen herbergen.
Gelukkig hadden we niet zo veel bemanning, maar als het moest dan kon dat met gemak.
‘Hé Zandstra!’ riep Laforce de Kwartiermester.
‘Aan het werk! De zeilen moeten bijgesteld worden!’ bulderde hij.
Ik opende mijn ogen en keek hem nietszeggend aan.
Hij zeurde altijd als ik even zat, volgends mij vindt hij me geen knip voor de neus waard. Ik gleed op mijn blote voeten terug naar het dek en ik deed zuchtend mijn laarzen aan.
Via een touw klom ik omhoog, het kon makkelijker, maar ik wou tijd rekken.
Maar ondanks dat ik tijdrekte was ik snel boven. Ik stelde de zeilen bij. Het was zwaar werk, maar het moest door iemand gedaan worden. En helaas was ik die iemand.
Maar de hufter van een Laforce gaf een snelle draai aan het stuurrad waardoor ik achterover viel. Ik laakte en gil. Ik greep een touw van het zeil vast die nog los was en slingerde daarmee naar beneden.‘Jij vuile satanshond’ zei ik pissig en ik haalde mijn dolk tevoorschijn en drukte die tegen zijn keel aan.
‘Wat wou je doen? Je weet wat voor een straf hierop staat, bedankt voor het compliment trouwens’ zei hij spottend. Ik keek hem doordringend aan. Toch haalde ik mijn dolk van zijn keel. Maar toen ik een vleugje opluchting rook gaf ik hem een stomp in zijn gezicht. Hij greep naar zijn gezicht en ik zag het bloed tussen zijn vingers doorstromen. Dit bleef natuurlijk niet onopgemerkt en ondertussen was de hele bemanning, ongeveer 30 man, om ons heen komen staan.
‘Wat is hier aan de hand?!’ zei een harde stem die orkanen kon overstemmen.
Kapitein Harcks drukte zich door de menigte heen en keek naar de bloederige Laforce. ‘Wie heeft dit gedaan?’ vroeg hij, en iedereen wees gretig op mij.
Allemaal zijn het vuile hellehonden, stuk voor stuk. Maar ik had dan ook voor dit leven gekozen. ‘Zandstra?’ zei hij verbaast. ‘Heb jij dit gedaan?’ vroeg hij en zijn blik boorde zich diep in die van mij. Ik knikte.
Ik was niet bang, eigenlijk best trots, ik was eindelijk eens voor me zelf opgekomen. Maar daar dacht Harcks blijkbaar anders over.
‘Oké mannen, maak je gereed voor een Kielhaling’ zei hij en hij keerde mij de rug toe. Mijn ogen werden groot. Dat meende hij toch niet?
Één van de mannen was in het water gesprongen om een touw onder de bodem van het schip door te laten gaan. Ondertussen werd mijn jurk uitgetrokken.
Daar stond ik dan, in mijn ondergoed. Er werden touwen strak om mijn middel gebonden en gewichten worden vastgemaakt aan mijn benen. Ik keek op naar de man die me op de reling zette. Ik keek recht in de valse grijns van Laforce. ‘Nee!’ roep ik ontzet. ‘Hij niet…. Laat me los!’ Maar het heeft geen zin, niemand luistert.
Ik werd overboord gesmeten en ik kon nog net mijn longen vol lucht zuigen voor ik onderwater werd getrokken. Mijn rug schaafde tegen de romp van het schip die bedekt is met schelpen. Het water was groen om me heen. Vreemd want van boven leek het blauw. Ik kneep mijn ogen dicht, het zoute water prikte in mijn ogen. Ik verdwijn de diepte in en toen ik mijn ogen weer even opende zag ik dat het water hier donker is en ik vrijwel niks meer kan zien. Weer knijp ik mijn ogen dicht. Ik heb het gevoel dat ik stik. Het bloed begint te kloppen in mijn slapen en mijn borst doen pijn. Mijn hoofd slaat tegen iets scherps. Is het de kiel? Mijn lichaam raspt langs een scherpe rand.
Ik krijg het steeds benauwder en ik sla woest met mijn armen om me heen.
Ik begin aan de touwen te trekken, maar het lijkt alsof ik aan twee kanten tegelijk wordt getrokken.
Mijn longen klappen zowat uit elkaar. Is het bijna afgelopen? Had ik maar geteld hoelang ik onderwater was. Mijn hoofd duizelt. Boven me wordt het water weer wat lichter. Ben ik er bijna? Ik grijp het touw en probeer me zelf omhoog te trekken. Als ze me nu nog langer onderwater houden, verdrink ik.
Het suist in mijn hoofd, en dan wordt alles zwart……